Hoofdmenu

Alle belanghebbenden als gelijkwaardige partners aan tafel, een interview met Frans Evers

27-11-2020
1235 keer bekeken

Interview in het kader van het onderzoek inclusiviteit en diversiteit in participatieprocessen.

Frans Evers wordt gezien als een van de grondleggers van de Mutual Gains Approach (MGA) in overheidskring in Nederland: hij is verspreider van het MGA-gedachtegoed[1], oprichter van het MGA-netwerk[2], en een inspiratiebron voor veel participatieprofessionals. Evers was plaatsvervangend directeur-generaal Milieu en directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst. Daarna was hij hoofddirecteur van Natuurmonumenten. Vandaag de dag is hij betrokken in participatieprocessen, steeds als onafhankelijk voorzitter of beleidsbemiddelaar, met name met betrekking tot de fysieke leefomgeving.

U wordt gezien als een van de grondleggers van de Mutual Gains Approach (MGA) in Nederland. Wat is de MGA eigenlijk precies?
Approach betekent letterlijk benadering of aanpak. Een aanpak is een samenstelling van denkwijze, werkwijze, instrumenten, houding en gedrag. De MGA is in de eerste plaats een aanpak voor onderhandelingen. Het begint ermee dat mensen die in een conflictsituatie zitten, of die bang zijn daarin te geraken, met andere partijen overeenstemming over een aantal problemen (issues) willen bereiken. Ze veronderstellen daarbij dat de uitkomst van het onderhandelingstraject beter kan zijn dan het resultaat van een mogelijke andere aanpak. De MGA is dus een systematische aanpak die de kwaliteit van besluitvorming en de besluiten zelf kan verbeteren, door gezamenlijk op zoek te gaan naar oplossingen.[3]

Hoe bent u ooit in aanraking gekomen met MGA?
Bij VROM was ik o.a. verantwoordelijk voor de introductie van de milieueffectrapportage (m.e.r.). Over de inhoud en methoden was intern veel discussie en van maatschappelijk draagvlak was nog helemaal geen sprake. Ik hoorde in die tijd over dr. Lawrence Susskind[4] en de onderhandelingsmethoden die hij aan het ontwikkelen was. Dat was praktisch relevant voor mij. In de praktijk ‘verloren’ de ambtenaren van VROM namelijk vaak de discussies met andere departementen. Via de onderhandelingsaanpak van Susskind[5] konden zij beter voorbereid de discussies aangaan. Zij leerden op zoek te gaan naar een uitkomst die voor alle partijen gelijk of beter is dan hun BATNA (beste alternatief voor een onderhandelingsuitkomst). Sindsdien heb ik, samen met anderen, vele professionals getraind en daarmee een community van bekwame beleidsbemiddelaars opgebouwd.

Wat betekent inclusiviteit voor u?
Elk belang bij een issue moet aan de participatietafel vertegenwoordigd kunnen zijn. De tafel waar de stakeholders bij elkaar zitten is voor mij ook de tafel waar de beslissingen worden genomen. Vanuit dit principe werken we bijvoorbeeld momenteel aan de RES voor de regio Foodvalley[6]. Het vertrekpunt is voor mij het zorgen dat alle deelnemers een intrinsieke motivatie hebben om samen op te gaan trekken en overeenstemming te bereiken. 
Het is voor veel bestuurders heel lastig om deze wil te laten blijken. Zij vinden vaak dat zij extrinsiek gemotiveerd worden om overeenstemming te bereiken met de betrokkenen. 
Zo was ik eens op een bijeenkomst waarbij de wethouder aftrapte met de uitspraak: “Ik moet van Frans zeggen dat ik er heel graag samen met jullie uit wil komen”. Dat had hij natuurlijk nooit zo moeten zeggen. Het moet vanuit je eigen overtuiging komen[7].

 “Wie precies belanghebbenden zijn kan niet vanuit een top-down benadering worden besloten.”

Welke connectie bestaat tussen MGA en inclusiviteit?
De MGA begint altijd met het identificeren van de issues: wat speelt er allemaal, waarover vindt de discussie plaats? De issues worden concreet gemaakt. Bij het verder beschouwen van de issues moet worden nagegaan welke belangen door wie kunnen worden vertegenwoordigd en welke partijen nog aan de tafel missen. Bij Foodvalley hebben we bijvoorbeeld vastgesteld dat er nog drie stoelen bezet moesten worden. Deze stoelen representeerden de partijen die wij nog niet aan tafel hadden, maar die wel direct betrokken zouden moeten worden in de besluitvorming. De drie stoelen stonden voor de missende vertegenwoordigers van de jeugd en burgers. De stoel voor de jeugd is inmiddels bezet door Jong RES, de andere stoelen zullen binnenkort worden bezet door mensen die in een burgerforum zijn geselecteerd.
Ik werk graag met belangenvertegenwoordigers. Zij moeten inzichtelijk maken hoe zij de belangen die zij vertegenwoordigen communiceren en afstemmen met hun achterban. De stakeholdertafel en de besprekingen zijn transparant en openbaar. 
Ik streef naar een hoge mate van transparantie: dat doet iets met het vertrouwen van de participanten en niet-participanten.

Kan het aan tafel brengen van alle belangen ook contraproductief gaan werken?
Een maximale groepsgrootte om rechtstreeks mee te werken is voor mij 25 á 30 personen. Wanneer er grotere aantallen issues en stakeholders zijn van bijvoorbeeld 100 personen, kun je de verschillende groepen vragen zich te laten vertegenwoordigen door één persoon die kan opkomen voor de belangen van een grotere groep. 
Ik vind het bij participatiebijeenkomsten van belang dat de deelnemers op het eind van de avond vertrekken met het idee dat hun bespreekpunten serieus aan bod zijn gekomen. Ik sta bij het begin van de bijeenkomst altijd bij de ingang van de locatie en begroet alle deelnemers persoonlijk. In samenspraak met de zaal worden uiteindelijk de bespreekpunten van de avond bepaald. Vooraf maak ik dus geen agenda waar ik de inhoud al bepaal. Als we tijd hebben voor niet meer dan vijf bespreekpunten dan moeten we het eens worden over welke vijf belangrijkste punten aan bod komen. Goede participatie begint al met het samen bepalen van de inhoud en de agenda.

Lukt het de overheid voldoende om de belanghebbenden aan tafel te brengen? 
Wie precies belanghebbenden zijn kan niet vanuit een top-down benadering worden besloten. Mensen maken zelf wel uit of zij belanghebbend zijn en waarborgen in zekere zin ook zélf de inclusiviteit. 
Gelukkig beseffen bestuurders ook steeds vaker dat zij de samenleving écht nodig hebben bij belangrijke besluiten. Daaruit volgt de intentie om het samen eens te worden. 

Waarom is dat zo belangrijk om het samen eens te worden?
Een resultaat waar alle belanghebbenden het mee eens zijn is veel meer waard dan een compromis. Bij de uitkomst van het proces is de tevredenheid en zorgvuldigheid bij de implementatie van groot belang. De democratische waarden en instrumentele implementatie komen hierin samen. De levensduur van een gedragen uitkomst is langer en realiseert meer commitment aan het bereiken van de gezamenlijke doelen. De overheid moet alle belanghebbenden serieus nemen om een voor alle partijen herkenbare bevredigende uitkomst te bereiken. 

Dat lijkt me voor menig overheidsorganisatie een flinke uitdaging…
Klopt, overheden zullen zich moeten opstellen als een van de vele en gelijke partijen aan tafel, die ´gewoon´ haar eigen belangen behartigt. De partijen hebben wellicht verschillende verantwoordelijk-heden en posities, maar ze zitten in het proces als gelijken aan de participatietafel. Dat de overheid in de participatieprocessen opkomt voor het ‘algemeen belang’ kan niet onomwonden worden verondersteld. Het algemeen belang kan niet worden bepaald door de politici maar ligt bij de maatschappij zelf. Eigenlijk is de uitkomst van een geslaagd MGA-proces het algemeen belang.

“De partijen hebben wellicht verschillende posities, maar zitten in het proces als gelijken aan de participatietafel”

Welke aandachtspunten zijn van belang bij het faciliteren van inclusieve participatie?
De deskundigheid en ervaring van de facilitator of bemiddelaar bij participatie en het organiseren van inclusiviteit is van groot belang. Bemiddeling is echt een vak op zich. De beleidsbemiddelaar heeft een gereedschapskist. 

“Bemiddeling is echt een vak op zich.”

Naast geleerde vaardigheden heeft de bemiddelaar ook intuïtie nodig  om per situatie aan te voelen wat de juiste benadering is. Bemiddelen is werk met een grote menselijke component.
Ik werd bijvoorbeeld eens gevraagd voor de onafhankelijke beoordeling van een milieueffectrapportage door een waterschap. Ik werd aan de betrokkenen geïntroduceerd als onafhankelijke voorzitter voor die avond. De betrokken burgers hadden felle kritiek en beargumenteerden dat ik niet onafhankelijk was omdat ik werd betaald door het waterschap. Zij kenden mij ook niet en konden mij alleen beoordelen op mijn achtergrond en cv. Toen bleek dat ik niet apart werd betaald maar als plaatsvervangend voorzitter van de m.e.r. commissie optrad, was de kou snel uit de lucht. 

“Participatieprocessen moeten worden begeleid door een onafhankelijke persoon die belang alleen heeft bij een goede uitkomst voor alle partijen aan tafel.”

Maar je moet ook eerlijk zijn. Ik heb eens tegen een landbouwvertegenwoordiger gezegd dat hij niet werd uitgenodigd omdat hij op voorhand al “nee” zei tegen álle voorstellen die niet van hem kwamen. Ik legde uit dat op die manier participatie niet nuttig is omdat de standpunten toch van tevoren al bepaald en duidelijk zijn. Ik heb daarna jaren goed kunnen samenwerken als voorzitter, want: “Hij is tenminste eerlijk.”

Dat was een waardevolle ervaring kan ik me zo voorstellen?
Zeker, ervaringen opdoen in de praktijk, en daarvan leren, is cruciaal. Het is bij het uitoefenen van dit vak van belang om te reflecteren op je eigen denken en handelen. 

Daarbij helpt het om je eigen rol en ervaringen te bespreken met bekwame mensen in het vakgebied.  In dit vakgebied richten wetenschappers zich ook meer op  praktijkcasussen en proberen ze de lessen daaruit door te vertalen naar een wetenschappelijke onderbouwing.

Tot slot, hoe wordt volgens u inclusiviteit gerealiseerd in het participatieproces? 
Ik ben van mening dat participatieprocessen moeten worden begeleid door een onafhankelijke persoon die alleen belang heeft bij een goede uitkomst voor alle partijen aan tafel. Wanneer iedereen tevreden is over het eindresultaat bereik je inclusiviteit. Ik grijp bij de hoe-vraag terug op het laten vertegenwoordigen van groepen door belangenvertegenwoordigers. Ik gebruik soms de zogenaamde Brusselse opstelling: iedere belanghebbende groep heeft één vertegenwoordiger aan de tafel. Zij kunnen vanuit de zaal deze persoon beïnvloeden en voeden met hun meningen en informatie. Op die manier worden alle belangen ingebracht en is er transparantie. De bemiddelaar redeneert daarbij vanuit het belang van alle belanghebbenden en begeleidt het proces zoals de deelnemers dat willen. Daarin zet de bemiddelaar de eigen wil en opvattingen aan de kant. Dat kun je zien als een dominante maar bescheiden rol van de bemiddelaar.

Over dit artikel
In participatieprocessen over publieke vraagstukken wordt veel gesproken over inclusiviteit. Echter is rondom de specifieke betekenis en invulling daarvan nog veel onduidelijk. Daarom heeft het Kennisknooppunt Participatie aan GovernEUR|Erasmus Universiteit Rotterdam gevraagd om verdiepend onderzoek te doen rondom het thema inclusiviteit in participatieprocessen in de fysieke leefomgeving. Middels interviews met experts uit de wetenschap en praktijk, wordt vanuit verschillende perspectieven ingegaan op de vragen: Wat is inclusiviteit? Waarom is het van waarde om te streven naar inclusiviteit? Hoe kun je participatieprocessen meer inclusief maken?

Wekelijks publiceren we op deze website een interview met een expert. Klik hier voor de eerdere interviews. De inzichten uit de interviews worden samengebracht en gepresenteerd in een snelstudie en tijdens een speciale uitzending van Studio P op 20 januari. Houd hiervoor onze website in de gaten.

 

[1] Evers, F. & Susskind, L. (2009/2018) Het kan wel! Haarlem: MGMC 

[3] http://mga-netwerk.nl/mga/index.php?option=com_content&view=article&id=195%3Awat-is-er-toch-met-mga&catid=42%3Ablog&Itemid=89&lang=en

[5] Susskind, L., & Field, P. (1996). Dealing with an Angry Public. Amsterdam, Nederland: Amsterdam University Press.

[7] Seizoen 1, Aflevering 2 Opstandelingen: Vechtplassen (26 juni 2019) 

Afbeeldingen

X (voorheen Twitter)

Cookie-instellingen