Meer over Zelfsturing gaat niet vanzelf
Loslaten in vertrouwen. Dat was de spannende titel van het indrukwekkende en omvangrijke rapport dat de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) eind 2012 publiceerde. Het rapport kwam met een belangrijke boodschap: “Een nieuwe overheid weet zich afhankelijk van de kennis en ervaring die in de samenleving aanwezig is. Die overheid laat dus niet alleen uitvoeringstaken los, maar is ook bereid daarbij de benodigde bevoegdheden en verantwoordelijkheden over te dragen.” (ROB, 2012).
Dit sloot aan bij de toen verschuivende aandacht van de beleidsbeïnvloedende naar de zelfredzame participatie. Bij dat laatste laat de overheid traditionele overheidstaken los en doet zij een groter beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de samenleving en nemen burgers de uitvoering van deze taken (vaak onbetaald) van haar over (zie ook venster Participatiesamenleving). Naast de zelfsturing in Peel en Maas zijn het groenonderhoud van bewoners van de Rotterdamse Schepenstraat en het ontstaan van lokale Buurtpreventie daar voorbeelden van (zie vensters Right to Challenge en Buurtpreventie).
Dat overdragen van overheidstaken aan bewoners en instellingen kan gebeuren uit noodzaak (tot bezuinigingen) of uit overtuiging (het minder willen reguleren, meer uitgaan van de kracht van de samenleving). Hoe dan ook, het gaat niet vanzelf. Het vraagt iets van de overheid en van de bewoners
Wat moet er bijvoorbeeld in een gemeente gebeuren om verantwoordelijkheden over te kunnen dragen? Hoe zorg je ervoor dat verantwoordelijkheden structureel worden overgedragen? Vertrouwen en loslaten zijn hierbij centrale begrippen. In een medialandschap dat inzoomt op incidenten, raadsleden die eisen dat de incidenten worden aangepakt en welzijns- en zorgwerkers die vanuit hun perspectief de problemen willen oplossen, is het een uitdaging om meer eigen verantwoordelijkheid bij burgers neer te leggen. Dit vraagt nieuwe vaardigheden en rollen van zowel bestuurders, raadsleden en ambtenaren. Raf Janssen (wethouder Peel en Maas) verwoordt het als volgt: “Als wethouder moet je leren om niets te doen”.
Het geven van helderheid aan bewoners is een belangrijk vereiste om zelfsturing mogelijk te maken en overheidstaken over te dragen. Het is van belang om een helder onderscheid te maken in (het eigenaarschap van) de taken: de gemeente Peel en Maas onderscheidt hierbij het ‘openbaar domein’ en het ‘publiek domein’. In het openbaar domein ligt het eigenaarschap bij de inwoners; zij zijn aan zet. Hier gaat het over zelfsturing, waarbij er veel overleg is tussen inwoners onderling. De rol van de overheid is eventueel ondersteunend en gericht op overeenstemming. Denk aan de organisatie van de carnavalsoptocht of het gemeenschapshuis dat door burgers zelf wordt geëxploiteerd, waarbij voor de bouw een investeringsbijdrage werd gevraagd van de overheid.
In het publieke domein zijn instellingen en de overheid aan zet. Dit is de systeemwereld van de overheid. Hierbij richt de rol van de overheid zich erop om de burger (hooguit) te laten participeren (burgerparticipatie). Hierbij kan worden gedacht aan de inzet van politie, maar ook het uitvoeren van de Wmo of het maken van plannen voor ruimtelijke ontwikkeling. Door duidelijkheid te geven weten bewoners wanneer ze naar hun buren moeten stappen in plaats van naar de wethouder, en weten ook ambtenaren waar zij aan toe zijn.
Het vraagt ook iets van de bewoners, uiteraard. Als mensen zelf dingen moeten gaan regelen, moeten ze daar in de eerste plaats de middelen en ruimte voor hebben (of krijgen). Empowerment gaat over de vraag of burgers zich voldoende gesteund en bekrachtigd voelen om publieke taken over te nemen: hebben zij voldoende toegang tot middelen zoals geld, kennis en (sociale) netwerken om taken en verantwoordelijkheden over te nemen? En hebben zij überhaupt de bereidheid en motivatie om hiermee aan de slag te gaan? Bij het structureel overdragen van taken en verantwoordelijkheden spelen deze empowerment-vragen een belangrijke rol: overheden hebben een actieve verantwoordelijkheid bij het ‘in de kracht zetten’ van haar burgers.
Tot slot vergt de overgang naar zelfredzame participatie en zelfsturing dat overheden bereid zijn om meer beleidsbeïnvloedende participatie te accepteren. Uit lokale ervaringen in de gemeenten Emmen en Berkelland is gebleken dat burgers zich beledigd en benauwd kunnen gaan voelen door een selectief overdragende overheid: wél klusjes moeten doen om bezuinigingen op te vangen, maar geen bemoeienis met overheidsbeslissingen over dure voorzieningen en grote projecten. Het is daarom belangrijk dat overheden zich hiervan bewust zijn wanneer zij via zelfredzame participatie en zelfsturing een groter beroep willen doen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Dit betekent trouwens niet dat álle burgers per se de behoefte zouden hebben om ook daadwerkelijk invloed uit te willen oefenen: het gaat er meer om dat ze dat moeten kunnen áls ze dat zouden willen.
Meer lezen en bronnen
- Custers, J., & Schmitz, G. (2012). Zelfsturende vitale gemeenschappen: Ervaringen van de Proeftuin Zelfsturing. Utrecht: Eburon Uitgeverij B.V.
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2013). Werken aan burger nabijheid: Handreiking voor structurele samenwerking met uw inwoners bij burgerparticipatie en overheidsparticipatie. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
- Raad voor het openbaar bestuur. (2012). Loslaten in vertrouwen : Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving. Den Haag: Raad voor het openbaar bestuur.
- Van Houwelingen, P., Boele, A. *& Dekker, P. (2014). Burgermacht op Eigen Kracht? Een Brede Verkenning van Ontwikkelingen in Burgerparticipatie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
- Omroep P&M. (2017, 2 april). Professoren over het succes van zelfsturing in Peel en Maas [Video]. YouTube.
- Het CLEAR-model biedt houvast voor (analyse van) de bewoners-vereisten: Lowndes, V., Pratchett, L., & Stoker, G. (2006). Diagnosing and remedying the failings of official participation schemes: The CLEAR framework. Social policy and Society, 5 (2), pp. 281-291.