Meer over Referenda
Referenda kennen een lange geschiedenis. Het allereerste Nederlandse referendum dateert uit 1797. Dat is een bijzonder jaar in de Nederlandse geschiedenis. Franse soldaten hebben de stadhouder verdreven en de Patriotten zijn aan de macht. Zij hebben de Bataafse Republiek uitgeroepen, gebaseerd op de idealen van de Franse Revolutie. Maar politiek is Nederland in die tijd zwaar verdeeld. Er moet een grondwet komen, maar men kan het nergens over eens worden. Uiteindelijk komt er een ontwerp dat bestaat uit compromissen. De nieuwe grondwet wordt aan het (stemgerechtigde) volk voorgedragen in het eerste Nederlandse referendum. De nieuwe grondwet, met de bijnaam “Het Dikke Boek”, wordt door een vernietigende meerderheid afgekeurd. Er volgt een staatsgreep en een nieuw voorstel. Een jaar later is er een nieuw - schimmig en ondemocratisch - referendum en wordt de grondwet onder druk van de Fransen wel aangenomen. Het vormt de basis voor de grondwet zoals wij die nu kennen.
Het eerste lokale referendum in Nederland vindt plaats in Hillegom in 1906. Het gaat over de vraag of men voorkeur geeft aan een jaarlijkse kermis of aan een volksfeest met subsidie van de gemeente. De meerderheid kiest voor een volksfeest. Daarop besluit de gemeenteraad om zowel een volksfeest als een kermis te houden.
In 1912 vindt het tweede lokale referendum plaats, ook over een kermis. De gemeenteraad van Naarden ontvangt begin 1912 een verzoek om de plaatselijke kermis af te schaffen. In het verzoek klagen ruim 100 vooraanstaande burgers dat de kermis tot laat in de avond doorgaat en dat dit leidt tot bandeloosheid en dronkenschap. De gemeenteraad ging akkoord en schafte de kermis af. “En zoo wordt zelfs nu weer dit onschuldig volksvermaak, de kermis, ook aan onze ingezetenen ontnomen”, schrijven boze bewoners daarop aan de gemeenteraad. De gemeenteraad geeft niet toe en de burgers geven niet op. De toon wordt steeds grimmiger. Om de situatie niet uit de hand te laten lopen besluit de gemeente om een referendum te houden. Als de gemeenteraad bij elkaar komt, spreekt de burgemeester: “Ook is de spreker niet tegen de kermis in het algemeen, doch wel tegen de Naardensche kermis, zooals deze was. Dat was een smeerboel en bovendien een kermis, die op sterven lag. Door de afschaffing dezer kermis heeft men alleen den doodstrijd wat bespoedigd.” Toch wordt het volk geraadpleegd en het resultaat liegt er niet om: 450 stemmen tegen afschaffing tegenover 170 stemmers voor. De kermis blijft, maar wel met kortere openingstijden.
Het referendum van Naarden wordt landelijk nieuws maar de Tweede Kamer is niet blij met deze democratische ontwikkeling. Een volksraadpleging zou strijdig zijn met de Gemeentewet, waarin de onafhankelijkheid van het gemeentebestuur is vastgelegd. Twee jaar later wil Almelo ook een referendum houden over de herinvoering van de lokale kermis. Dit wordt echter door de landelijke overheid niet toegestaan. Pas vanaf 1970 mogen er weer lokale referenda worden gehouden.
Vanaf de jaren zeventig worden lokale referenda echt populair in Nederland. Dat past in een trend in heel West-Europa waarbij burgers meer inspraak willen. Gemeenten kunnen referenda houden, als zij een referendumverordening opstellen. Zo'n referendum mag niet bindend zijn: artikel 121 van de Gemeentewet geeft gemeenten de mogelijkheid om een verordening in te stellen zolang die niet tegen bestaande wetgeving ingaat. Provincies hebben dezelfde mogelijkheid. De meeste referenda gaan over gemeentelijke herindelingen en veranderingen in de openbare ruimte. Opvallend is dat de opkomst vaak laag is en dat de overheid daardoor de uitslag vaak naast zich neer kan leggen.
Een volksraadpleging die in Amsterdam veel stof deed opwaaien ging over IJburg. In 1996 stemde de Amsterdamse gemeenteraad in met de bouw van deze nieuwe woonwijk. Dit zorgde voor veel kritiek, vooral vanwege de natuur die verloren zou gaan. Een jaar later wordt er daarom een correctief referendum uitgeschreven. Dat wil zeggen dat kiezers zich uitspreken over een reeds genomen beslissing. De verkiezingen worden gewonnen door de tegenstanders van de uitbreiding. Maar er gold een kiesdrempel, omdat het gaat om een besluit dat al is genomen. Die kiesdrempel wordt niet gehaald en de bouw van IJburg gaat door. Wel wordt er meer rekening gehouden met de gevolgen voor de natuur.
In 1997 wordt een referendum gehouden over een ander Amsterdams groot bouwproject: de Noord/Zuidlijn. Een jaar na het IJburg-referendum gebeurt er precies hetzelfde. De meerderheid van de stemmers is tegen, maar de kiesdrempel wordt niet gehaald. De gemeente ziet de uitslag als een overwinning en begint met de bouw van het omstreden project.
In de periode 2002-2008 werden ook burgemeestersreferenda gehouden: experimenten waarbij burgers uit verschillende kandidaten hun voorkeur konden uitspreken. Het experiment was bedoeld als voorbode voor de mogelijk gekozen burgemeester. Begin 2008 werden de subsidies voor het burgemeestersreferendum afgesloten, wegens te lage opkomsten. Bij wet werd het burgemeestersreferendum afgeschaft (Kamerstukken 31.393).
In 2005 wordt het eerste landelijke referendum sinds 1797 gehouden. Iets meer dan een eeuw nadat er werd gestemd over de Nederlandse grondwet wordt er nu gestemd over de Europese grondwet. Net als in 1797 winnen de tegenstanders. Naast de Nederlandse spraken ook de Franse kiezers zich uit tegen de Europese Grondwet, die daardoor niet in werking trad. Met veel moeite werd de Europese Grondwet omgevormd tot een minder ambitieus hervormingsverdrag: het Verdrag van Lissabon.
Tussen 1 juli 2015 en 10 juli 2018 konden Nederlandse burgers dankzij de nieuwe Wet raadgevend referendum (Wrr) een raadgevend referendum aanvragen over wetsvoorstellen en verdragen. Een voorbeeld was het ‘Oekraïne-Referendum’. Dat was op 6 april 2016 het volgende landelijke referendum, over het associatieverdrag met Oekraïne. Voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis stond er bij een landelijk referendum geen grondwet op het spel. Het opkomstpercentage was 32%, net boven de kiesdrempel van 30%, dus het referendum was geldig. 61% van de kiezers stemde tegen, 38% stemde voor. Ruim voor de verkiezing had een meerheid van partijen in de Tweede Kamer verklaard de referendum-uitslag te respecteren. Na het referendum werd premier Rutte door EU-regeringsleiders onder druk gezet om het verdrag toch te ratificeren. Rutte kwam na onderhandelen tot een bindende verklaring, waarin werd vastgelegd dat er geen militaire hulp en extra geld naar Oekraïne gaat en dat het verdrag Oekraïne geen kandidaat-EU-lid maakt. Tijdens een EU-top op 15 december 2016 stemden de EU-landen in met die verklaring. Na deze verklaring stemden - ondanks eerdere toezegging dat de referendum-uitslag zou worden gerespecteerd - de Tweede Kamer op 21 februari en de Eerste Kamer op 30 mei 2017 voor het Oekraïne-verdrag. In juli 2018 is de Wet raadgevend referendum ingetrokken.
Een bindend referendum is vooralsnog niet mogelijk omdat daarvoor de Grondwet gewijzigd moet worden. Het voorstel om een correctief referendum in te voeren is in 2017 verworpen door de Tweede Kamer. Eind 2018 adviseerde de Staatscommissie Parlementair Stelsel in haar eindrapport 'Lage drempels, hoge dijken' om een correctief bindend referendum toch in te voeren.
Na het advies van de staatscommissie diende SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak eind januari 2019 opnieuw een initiatief wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet in voor een correctief referendum. Het wetsvoorstel is op 26 januari in eerste lezing aangenomen, nadat de Eerste Kamer in navolg van de Tweede Kamer akkoord was gegaan. Op 5 juli 2022 heeft de Kamer het voorstel voor een bindend correctief referendum in tweede lezing verworpen.
Op 6 juli 2022 diende SP-Kamerlid Renske Luiten een nieuw voorstel in, dat grotendeels overeenkomt met het voorstel van Van Raak (en een grondwetswijziging vergt). Dezelfde dag dienen Forum voor Democratie-Kamerleden Thierry Baudet en Pepijn van Houwelingen een voorstel in voor een raadplegend referendum, waarvoor volgens hen geen grondwetswijziging nodig zou zijn.
Op 14 februari 2023 stemde de Tweede Kamer in met een nieuw wetsvoorstel - gebaseerd op voorstel van Luiten - voor het bindend correctief (lokaal) referendum. Dit betekent dat voor alweer de vijfde keer de eerste drempel is beslecht om een referendum mogelijk te maken (vier keer eerder sneuvelden wetsvoorstellen tot een bindend correctief referendum, waaronder in de Nacht van Wiegel). Gemeenten mogen volgens dit nieuwe voorstel zelf bepalen of zij dit referendum lokaal willen invoeren. Gemeenten konden al een adviserend referendum uitschrijven (als zij daarvoor een verordening hebben) maar kunnen daar dan ook een bindend referendum aan toevoegen en daarbij zelf de procedurele regelingen en voorwaarden bepalen.
Opnieuw is een bindend correctief referendum een stapje dichterbij gekomen. Maar straks moet dan ook de Eerste Kamer instemmen met het voorstel, en daarna moet de wet (na de verkiezingen) in beide Kamers een tweederde meerderheid halen. De tijd zal leren of een bindend correctief referendum ooit onderdeel wordt van het participatie-instrumentarium in Nederland. Wordt vervolgd…