Wat gebeurde er precies?
De negentiende eeuw kende vele technische en wetenschappelijke doorbraken die de mensheid voorgoed zouden veranderen. Een daarvan was de komst van spoorvervoer. In krap tien jaar tijd schoten de treinrails als paddenstoelen uit de grond. De eerste spoorlijn die in Nederland werd aangelegd was de lijn Haarlem-Amsterdam (1839), die vervolgens werd uitgebreid richting Leiden (1842), Den Haag (1843) en Rotterdam (1847).
Die laatste uitbreiding ging niet zonder slag of stoot. Het gedoe begon in 1842 in Heemstede. Daar begon de HIJSM met het verwerven van grond voor de aanleg van de spoorlijn tussen Haarlem en Leiden. Een van de stukken grond - ter hoogte van het huidige station Heemstede-Aerdenhout - was eigendom van Aernout Hendrik van Wickevoort Crommelin. Crommelin was betrokken bij een bedrijf dat zich bezighield met de promotie van Zandvoort als badplaats.
Toen Crommelin door de HIJSM benaderd werd voor verkoop van zijn grond, was hij bereid deze voor een schappelijke prijs af te staan. Mits hij zijn eigen halte zou krijgen ter hoogte van het huidige Heemstede-Aerdenhout, zodat badgasten daarmee een snelle verbinding met Zandvoort zouden krijgen. De HIJSM liet echter weten dat er tussen Haarlem en Leiden geen enkele halte zou komen: de spoorlijn was uitsluitend bestemd voor sneltreinen. In de veronderstelling dat de plaatsen tussen Haarlem en Leiden dan bediend zouden blijven worden door postkoetsen, ging Crommelin akkoord met verkoop, voor een bedrag van ƒ 1.600,-.
Groot waren zijn verbazing en ergernis toen, nadat de spoorlijn in augustus 1842 in gebruik was genomen, bleek dat tussen Haarlem en Leiden maar liefst vijf stations waren gebouwd. De HIJSM zei dit onvermijdelijk was: de betrokken grondeigenaren hadden alleen onder die voorwaarde willen meewerken aan verkoop. De postkoetsen verdwenen al snel toen hun klanten massaal overstapten op de trein. Daardoor was Zandvoort nog verder verwijderd van openbaar vervoer dan eerst.
Crommelin zag in 1845 een kans om de HIJSM opnieuw tot medewerking te bewegen. De HIJSM was bezig met de aankoop van grond voor de spoorlijn tussen Den Haag en Rotterdam. Een van de stukken grond die nodig waren voor het tracé was een laantje van slechts enkele meters breed. Dit laantje was van de logementshouder J. van der Gaag. Crommelin kocht dit laantje van hem voor ƒ 200,-. In mei 1845 vroeg de HIJSM aan Crommelin onder welke voorwaarden hij het laantje zou willen verkopen. Crommelin liet weten dat de HIJSM de grond kon krijgen voor de door hem betaalde prijs, plus alsnog een station aan de Zandvoortseweg, tussen Haarlem en Leiden.
De HIJSM startte daarop een onteigeningsprocedure. Die duurde echter zo lang dat begin 1847 de spoorlijn nagenoeg gereed was, op dit stukje na. HIJSM-directeur Conrad regelde een praktische oplossing: de aankoop van omliggende stukken grond en aanleg van een lusvormig hulpspoor. Dit hulpspoor werd al snel de 'kromme lijn' genoemd, een woordspeling op de naam Crommelin.
Op 3 juni 1847 werd de spoorlijn Den Haag - Rotterdam in gebruik genomen, inclusief het hulpspoor. De trein moest er even tergend langzaam rijden, vanwege de scherpe bochten. Inmiddels was de vechtlust van Crommelin uitgedoofd. Diezelfde dag nog stelde hij de HIJSM voor dat het laantje kon worden overgenomen voor de inmiddels gemaakte kosten, of gratis, maar dan met alsnog een station aan de Zandvoortse weg. Op 5 juni wees de HIJSM beide voorstellen af. Op 7 juni 1847 wierp Crommelin definitief de handdoek in de ring. Hij had zijn strijdlust verloren en schreef de HIJSM: "[...] dat wij, van dit ogenblik aan, het bewuste laantje geheel vrij te uwer beschikking stellen, hetzelfde op uwe eerste aanvrage aan u in eigendom zullen transporteren, en dat wij deswege van uwe maatschappij niets verlangen te ontvangen."
De HIJSM zat niet stil na ontvangst van deze brief. Nog in de nacht van 7 op 8 juni werd, bij het licht van fakkels, het spoor doorgetrokken. Vanaf 8 juni 1847 konden de treinen ongehinderd doorrijden tussen Delft en Rotterdam.