De strijd tegen het water is onderdeel van de Nederlandse identiteit. En de bron van onze cultuur van 'polderen', waarbij verschillende belangen in goed overleg, ongeacht afkomst of stand, samenwerken aan collectieve uitdagingen. Polderen zit in ons DNA.
In het kort
Participatie is niet nieuw. Sterker nog, het eerste waterschap - hoogheemraadschap Rijnland - kwam ‘participatief’ tot stand. Omstreeks het jaar 1200 waren er rond de Oude Rijn veel problemen met afwatering en wateroverlast. Bewoners beseften al snel dat zij deze problemen niet individueel konden oplossen. Zij verenigden zich om collectief actie te ondernemen, voor de publieke zaak: een burgerinitiatief avant la lettre. Ondanks diverse individuele tegengestelde belangen hadden de bewoners rond de Oude Rijn een gedeeld belang: de strijd tegen het water. En samenwerking was de enige manier om deze strijd te winnen. Dit initiatief werd in 1255 bekrachtigd door graaf Willem II van Holland via een formeel besluit: het hoogheemraadschap Rijnland was een feit.
Wat gebeurde er precies?
Volgens velen is het hoogheemraadschap Rijnland het eerste en dus oudste democratische bestuur van Nederland: al in 1255 werd het hoogheemraadschap ingesteld. Na 1255 ging de strijd tegen het water onverminderd voort. Tot de Franse Tijd (1795-1813) was dit hoofdzakelijk een particuliere aangelegenheid, maar in de loop van de negentiende eeuw kwam het besef dat de waterstaat een publieke verantwoordelijkheid was. Hierna is ook vrij snel Rijkswaterstaat gevormd, om op nationaal niveau regie te kunnen voeren op de waterhuishouding. Tot haar taken behoren nog altijd de verbetering van het systeem van vaarwegen (‘natte waterstaat’) en de bescherming tegen overstromingen.
Het maken en drooghouden van de nieuwe polders vergt veel aandacht, overleg en samenwerking. De term ‘poldermodel’ komt hier vandaan. In perioden van overstroming werden edelen en burgers zelfs gedwongen om samen te werken en op die manier het hoge water een halt toe te roepen. In tijden van nood was samenwerking tussen verschillende groepen dus mogelijk.
In de loop der jaren fuseerden de vele kleine waterschappen tot grote(re) waterschappen. Er zijn er nu nog 21, maar in 1950 waren er nog circa 2.600. De waterschapsbesturen werden vanaf 1978 tot 1992 als volgt samengesteld: een derde van de waterschapszetels werd ingenomen door hoofdingelanden (algemeen bestuurders), gekozen door eigenaren van ongebouwd onroerend goed. Weer een derde werd ingenomen door hoofdingelanden, gekozen door eigenaren van gebouwd onroerend goed (huiseigenaren). De resterende hoofdingelanden werden gekozen door gemeenteraden en het bedrijfsleven (bedrijfsgebouwd). Dat veranderde in 1992 met de Waterschapswet. Toen werden alle taken rond waterstaatszorg ondergebracht bij waterschappen. Ook werd bepaald dat alle inwoners van Nederland belanghebbenden zijn en dus zeggenschap en financiële verantwoordelijkheid hebben om bij te dragen aan een goede waterstaatszorg.
Rijksmuseum, CC0, via Wikimedia Commons
De waterschappen zijn ook nu nog volop in ontwikkeling op het gebied van ‘burgerbetrokkenheid’. Zo werd in 2021 de Quick scan waterschapsdemocratie gelanceerd, en stemde de Eerste Kamer eind 2022 in met het schrappen van geborgde zetels voor bedrijven in waterschapsbesturen om zo het waterschapsbestuur verder te democratiseren.
Participatie binnen waterschappen is van groot belang om de belangen van de gemeenschap goed te verwerken in het waterbeheer. Dit kan op verschillende manieren gebeuren, zoals via inspraak in besluitvormingsprocedures, aanstellen van adviserende commissies of het betrekken van belanghebbenden bij de uitvoering. De inbreng van bewoners kan bijdragen aan een betere afstemming van waterbeheer op de lokale situatie en aan draagvlak voor de genomen maatregelen. Het is daarom belangrijk dat waterschappen de juiste structuren en instrumenten inzetten om de participatie van de gemeenschap te faciliteren en te waarborgen.
Overigens zijn waterschappen, op basis van de huidige opvattingen over democratie, het jongste democratische orgaan van Nederland. Want pas sinds 1992 van de vorige eeuw hebben alle inwoners kiesrecht gekregen in het waterschapsbestuur. Dat is een stuk later dan in het nationaal, provinciaal en lokaal bestuur (1919) en de Europese Unie (1979).
Meer weten over Polderen
Het polderen gaat in de huidige tijd lang niet alleen meer over waterveiligheid. De term polderen is een eufemisme geworden voor het Nederlandse consensusmodel waarin werkgevers, vakbonden en overheid met elkaar onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en lonen. Ook in de zorg wordt er gepolderd (bijvoorbeeld tussen zorgverzekeraars en -verleners), maar ook bij de publieke omroep (tussen de verschillende omroepen) en op luchtvaartgebied (Alderstafel). Er wordt kortom behoorlijk wat afgepolderd.
Het Akkoord van Wassenaar (1982) wordt vaak gezien als een van de belangrijkste momenten in de poldergeschiedenis. Werkgevers, vakbonden en de overheid kwamen hierbij tot een compromis waarbij de overheid loonmatiging mocht invoeren in ruil voor arbeidstijdverkorting. Door dit akkoord daalde de werkloosheid, werd de concurrentiepositie van het bedrijfsleven verbeterd en steeg de export. Deze ‘nieuwe’ manier van politiek bedrijven trok veel belangstelling vanuit het buitenland.
Recent klinkt steeds vaker de maatschappelijke roep om een nieuw poldermodel. Bijvoorbeeld rond Schiphol, waar Pieter van Geel in het rapport Schiphol Vernieuwd Verbinden (december 2020) constateert dat het poldermodel om tot besluitvorming te komen in de Omgevingsraad Schiphol (ORS) niet meer werkt. De materie blijkt complex en verhoudingen zijn verstoord: er is geen gezamenlijk doel meer en ook geen bereidheid meer om compromissen te sluiten en te verdedigen.
Hoe dit eruit ziet zal de toekomst ons leren. Maar Nederland zal (moeten) blijven polderen: we zijn een klein landje - onder de zeespiegel - in een grote wereld.
Meer lezen
Lessen
- De term poldermodel wordt meestal verbonden aan de Nederlandse overlegcultuur van de jaren ’80 en ’90, maar Nederland heeft een lange geschiedenis van polderen. Vanaf de middeleeuwen tot nu staat Nederland bekend om een politiek-bestuurlijke cultuur waarbij het sluiten van compromissen voorop staat. Zelfs in deze tijd van grote (Malieveld)protesten is er nog steeds sprake van dit typisch Nederlandse consensusmodel. Het zit in ons DNA. Dat biedt kansen voor participatie!
- Tegelijkertijd is het de vraag is hoe duurzaam het poldermodel is. De afgelopen eeuwen heeft het zijn meerwaarde bewezen, zeker in de strijd tegen het water. Maar is het poldermodel als zodanig nog geschikt voor de huidige tijd, waarin problemen steeds complexer (en mondialer) worden en de belangen almaar versplinteren?
- Niets is zo bevorderlijk voor samenwerking en participatie als een gezamenlijke vijand (water) of een probleem dat alleen gezamenlijk kan worden opgelost. Het oplossen van een collectief probleem en het werken aan een gedeeld belang is een sterke basis voor samenwerking.
Bronnen
De informatie op deze pagina is gebasseerd op de onderstaande bronnen.
Bronnen: Wat gebeurde er precies?
Lees het volgende verhaal